[1] Regelmatige verleden tijd, voltooid deelwoord krijgt -en.
Bijvoorbeeld:
bannen, bande, gebannen
Werkwoorden in deze groep:
bakken, bannen, barsten, behangen, braden, brouwen, heten, hoeven, houwen, lachen, laden, malen, raden, scheiden, spannen, stoten, vouwen, wassen, weven.
[2] e - ie - o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
bederven, bedierf, bedorven
Werkwoorden in deze groep:
bederven, helpen, sterven, werpen, werven, zwerven.
[3] ie - oo - o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
bedriegen, bedroog, bedrogen
Werkwoorden in deze groep:
bedriegen, bieden, genieten, gieten, kiezen, liegen, schieten, verdrieten, vliegen.
[4] i - o -o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
beginnen, begon, begonnen
Werkwoorden in deze groep:
beginnen, binden, blinken, dingen naar, dringen, drinken, dwingen, glimmen, klimmen, klinken, krimpen, schrikken, slinken, spinnen, springen, stinken, vinden, winden, winnen, wringen, zingen, zinken, zinnen.
[5] ij - ee - e, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
rijden, reed, gereden
Werkwoorden in deze groep:
bezwijken, bijten, blijken, blijven, drijven, glijden, grijpen, hijsen, kijken, knijpen, krijgen, lijden, lijken, mijden, neerzijgen, nijgen, prijzen, rijden, rijgen, rijten, rijzen, schijnen, schijten, schrijven, slijpen, slijten, smijten, snijden, splijten, spijten, stijgen, stijven, strijden, strijken, verdwijnen, wijken, wijten aan, wijzen, wrijven, zich kwijten van, zwijgen.
[6] e - o - o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
bergen, borg, geborgen
Werkwoorden in deze groep:
bergen, gelden, melken, schelden, schenden, schenken, smelten, treffen, trekken, vechten, vlechten, wegen, zenden, zwelgen, zwellen, zwemmen.
[7] e - a - o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
bevelen, beval, bevolen
Werkwoorden in deze groep:
bevelen, breken, nemen, spreken, steken, stelen.
[8] i - a - e, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
bidden, bad, gebeden
Werkwoorden in deze groep:
bidden, liggen, zitten.
[9] a - ie - a, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
laten, liet, gelaten
Werkwoorden in deze groep:
laten, slapen, vallen, verraden.
[10] Verleden tijd voltooid deelwoord eindigen op -cht
Bijvoorbeeld:
brengen, bracht, gebracht
Werkwoorden in deze groep:
brengen, denken, kopen, zoeken.
[11] ui - oo - o, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
buigen, boog, gebogen
Werkwoorden in deze groep:
buigen, druipen, duiken, fluiten, kluiven, kruipen, ontluiken, pluizen, ruiken, schuilen, schuiven, sluipen, sluiten, snuiten, snuiven, spruiten, spuiten, stuiven, zuigen, zuipen.
[12] a - oe - a, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
dragen, droeg, gedragen
Werkwoorden in deze groep:
dragen, graven, varen.
[13] e - a - e, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
lezen, las, gelezen
Werkwoorden in deze groep:
eten, genezen, geven, lezen, meten, treden, vergeten, vreten.
[14] a - i - a, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
hangen, hing, gehangen
Werkwoorden in deze groep:
hangen, vangen.
[15] a - oe - regular voltooid deelwoord
Bijvoorbeeld:
jagen, joeg, gejaagd
Werkwoorden in deze groep:
jagen, vragen.
[16]] o(e) - ie - o(e), voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
lopen, liep, gelopen
Werkwoorden in deze groep:
lopen, roepen.
[17] Past ends in -st, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
moeten, moest, gemoeten
Werkwoorden in deze groep:
moeten, weten.
[18] iez - oor - or, voltooid deelwoord krijgt -en
Bijvoorbeeld:
verliezen, verloor, verloren
Werkwoorden in deze groep:
verliezen, vriezen.